De godin Maʽat is de belichaming van de oude Egyptische zeven principes van Ma’at die waarheid, evenwicht, orde zijn , Harmonie, Rechtschapenheid, Moraliteit en Gerechtigheid. Er werd verwacht dat de priesters, farao’s en hun families deze principes belichamen, samen met elk lid van de gemeenschap. Het leven moest zo worden geleefd dat deze principes alle acties en relaties aanstuurden. Iemand die niet volgens deze principes leefde, of regeerde en leidde, werd ongeschikt geacht voor de positie in de tijd dat Egypte de grootste spirituele hoogten had.
Deze principes kunnen en moeten een weerspiegeling zijn van onze moderne wereld. Hier zijn de definities:
Waarheid – het vermogen om het verschil tussen het echte en het onwerkelijke te begrijpen. Dit is natuurlijk afhankelijk van de definitie van de werkelijkheid. In deze interpretatie is de realiteit gebaseerd op het geloof van de grootste goedheid, datgene wat al het bestaande doordringt, dat alle levende wezens heilig zijn en dat het allemaal spirituele wezens zijn die respect en eer verdienen.
Gerechtigheid – de staat waarin er gelijkheid is voor alle personen, voor alle schepselen en voor de planeet waarop deze allemaal voor het leven vertrouwen. Gelijkheid betekent dat iedereen gelijke kansen heeft om in de basisbehoeften te voorzien (voedsel, onderdak, water, veiligheid, medische zorg, waardigheid, respect, gemeenschap …), om in vrede te leven, om volledig en zinvol deel te nemen en bij te dragen aan de samenleving, om gaven, talenten en / of essentie, voor het welzijn van het geheel.
Harmonie – de staat van zijn waarin verschillende uitdrukkingen van de Geest van Moeder Natuur (God / Godinnen), mensen, dieren, planten, enz. , samen bewegen op manieren die afstemming en schoonheid creëren. Elke uitdrukking moet authentiek zijn en alles uitdrukken waarvoor hij is gemaakt. Alleen door authenticiteit kan harmonie echt worden bereikt, en op natuurlijke wijze optreden wanneer elke entiteit trouw is aan zichzelf – aan zijn spirituele realiteit.
Evenwicht – een toestand waarin de interne en externe omgeving van een individu , of groep zijn uitgelijnd met de Godin, Moeder Natuur, elkaar en de rest van de schepping. Het is de ervaring van het bestaan op de plek waar tegenstellingen elkaar ontmoeten, het scheppingspunt, waar nieuw leven wordt gegenereerd en nieuwe mogelijkheden ontstaan.
Orde – een staat van zijn waarin dingen zijn gerangschikt op manieren die zijn overzichtelijk, vrij van overdaad, duidelijk.
Wederkerigheid – is de realiteit dat wat rond komt, rond gaat. Er is een beweging, ritme van oorzaak en gevolg, geven en nemen, vooruit en achteruit naar elk aspect van de schepping.
Correctheid – betekent zijn en doen wat juist is, volgens de waarheid dat alle levenden schepselen zijn spirituele wezens en verdienen het om te bestaan. Dit betekent geen schade toebrengen aan een ander wezen, schepsel of aspect van de godin, te beginnen bij het zelf.
De principes van Ma’at waren een belangrijke waarde van de Egyptische cultuur. De leringen over hoe te leven om eenheid te vinden met de goden / hogere geest, maakte vanaf de kindertijd deel uit van de levensopleiding van het oude Egyptische volk. Het doel van deze unie was zowel voor het welzijn als voor het welzijn van het individu, maar nog meer voor de samenleving en de wereld. Elke persoon zou een leven moeten leiden waarin de principes van Ma’at zowel extern als intern belichaamd zijn.