Het heden is de sleutel tot het verleden
Veel geologen beschouwen James Hutton (1726–1797) als de vader van historische geologie. Hutton observeerde processen als golfslag, erosie door stromend water en sedimenttransport en concludeerde dat deze processen, gezien voldoende tijd, de geologische kenmerken in zijn geboorteland Schotland konden verklaren. Hij dacht dat “de geschiedenis van onze aardbol in het verleden verklaard moet worden door wat er nu gebeurt”. Deze veronderstelling dat huidige processen gedurende de hele geologische tijd hebben gewerkt, vormde de basis voor het principe van uniformitarisme.
Vóór Hutton had niemand effectief aangetoond dat geologische processen gedurende lange perioden plaatsvonden. Hutton voerde overtuigend aan dat schijnbaar zwak, langzaam -acterende processen zouden over een lange tijdspanne effecten kunnen hebben die net zo groot waren als die welke het gevolg waren van plotselinge catastrofale gebeurtenissen. En, in tegenstelling tot zijn voorgangers, citeerde Hutton verifieerbare waarnemingen om zijn ideeën te ondersteunen.
Hoewel Hutton een alomvattende theorie ontwikkelde. van uniformitaire geologie, Charles Lyell (1797–1875) werd haar belangrijkste pleitbezorger. Lyell was succesvol in het interpreteren en publiceren van uniformitarisme voor de samenleving als geheel. Hutton’s idee van uniformitarisme (en zijn omslachtige en moeilijke literaire stijl) was simpelweg niet tot de verbeelding gekomen van zijn generatie, dus geven geologen Lyell vaak de eer om de basisprincipes van de moderne geologie te bevorderen. Lyell’s Principles of Geology is een mijlpaal in de geschiedenis van de wetenschap en even belangrijk voor de moderne wereldbeelden als het werk van Charles Darwin. In 1990 publiceerde de University of Chicago Press zijn werken opnieuw. In het eerste van drie delen zet Charles Lyell het uniformitaire argument uiteen: processen die nu zichtbaar in de natuurlijke wereld werken, zijn in wezen dezelfde als die welke in de geschiedenis van de aarde hebben plaatsgevonden, en zijn voldoende om alle geologische verschijnselen te verklaren. / p>