Nederlandse West-Indische Compagnie, genaamd West-Indische Compagnie, Nederlandse West-Indische Compagnie, Nederlandse handelsmaatschappij, opgericht in 1621 voornamelijk om economische oorlogvoering te voeren tegen Spanje en Portugal door hun koloniën in West-Indië en Zuid-Amerika en aan de westkust van Afrika aan te vallen. Hoewel het bedrijf in de jaren 1630 en ’40 zijn grootste succes behaalde tegen de Portugezen in Brazilië, putte het zijn middelen uit en nam daarna aan macht af. Het werd in 1794 ontbonden.
Het bedrijf werd bestuurd door een bestuur dat verschillende regio’s van Nederland vertegenwoordigde en kreeg het monopolie op de handel met Amerika en Afrika en de Atlantische regio’s daartussen. Met militaire en financiële steun van de Staten-Generaal (de Nederlandse Nationale Vergadering) verwierf het bedrijf havens aan de West-Afrikaanse kust om slaven te leveren voor plantages in West-Indië en Zuid-Amerika. De handel van het bedrijf was echter nooit voldoende om operaties tegen Spanje, Portugal en Engeland te financieren in gebieden waar laatstgenoemden goed uitgerust waren om zichzelf te verdedigen.
Met buit verkregen uit de vangst door de Nederlandse zeeman Piet Heyn van een deel van een Spaanse schatvloot voor de kust van Cuba in 1628, daagde het bedrijf de Portugese greep op Brazilië uit vanaf 1630 en behaalde het grootste succes tijdens het bestuur van graaf Johan Maurits (1636–44). De inspanning bleek echter te kostbaar en het Nederlandse bedrijf capituleerde in 1654 voor de Portugezen.
Het bedrijf vestigde tussen 1634 en 1648 ook verschillende kolonies in West-Indië en Guyana, waaronder Aruba, Curaçao en Saint Martin, maar verloor er later veel van aan de Fransen. De Nederlandse kolonie in Noord-Amerika, Nieuw-Nederland (omgedoopt tot New York in het midden van de jaren 1660), werd een provincie van het bedrijf in 1623. Een combinatie van lage Nederlandse immigratie, autocratisch bestuur en onderinvestering beschadigde echter het vermogen van Nieuw-Nederland om te concurreren met de aangrenzende Engelse koloniën, en het werd in 1667 aan de Engelsen afgestaan.
De Nederlandse West-Indische Compagnie was veel minder succesvol dan de Verenigde Oost-Indische Compagnie, haar tegenhanger in Zuidoost-Azië. De West-Indische Compagnie werd in 1791 door de staat overgenomen en werd ontbonden in de nasleep van de Franse inval in de Nederlandse Republiek in 1794.